Het Feodaal tijdperk
In 888, schenkt Lotharius II , de achterkleinzoon van Karel de Grote, inkomsten van de productiegoederen van Watermael aan het kapittel van Aken.
In 909, staat de abdij van Saint-Martin bij Tours, goederen en lijfeigenen af die zich eveneens in Watermaal bevinden. Het is niet precies geweten wanneer de kerk van Watermaal juist gebouwd werd, waarschijnlijk werd ze op het einde van de tiende eeuw opgericht op een heuvel waar ze vandaag nog steeds staat. Het is de moederkerk van de omliggende parochies. In 1193, bevestigt Paus Celestinus de possessie van het altaar van Watermaal , wat betekent dat hier een priester mag worden aangesteld en dat het tiend geïnd mag worden ten gunste van het kapittel van Kamerijk, dat het op zijn beurt aan de abdij van Hertoginnedal afstaat. Omstreeks hetzelfde tijdperk, verschijnen de schepenen van Watermaal, die een zegel met de afbeelding van Sint-Clemens, de patroonheilige, gebruiken. Deze dubbele autoriteit, burgerlijk en geestelijk, die zich rond het centrum van de kerk ontwikkelt, breidt zich uit tot in de naburige agglomeraties, die in de vroegere open plekken van het woud opgericht werden . Bosvoorde en Oudergem zijn aanvankelijk kleine gehuchten die van de pastoor en van de Schepenen van Watermaal afhangen. Door de samenloop van twee omstandigheden - de snelle ontwikkeling van Bosvoorde en de voorbijgaande vernieling van Watermaal - worden de rollen omgekeerd en groeit Bosvoorde uit tot een gelijkwaardig en later zelfs belangrijker dorp. De naam Watermaal bestaat uit twee elementen : Water, rivier en Maal, gerechtsplaats. Watermaal betekent bijgevolg naar alle waarschijnlijkheid : gerechtsplaats in de nabijheid van een beek. Bosvoorde blijft van Watermaal afhangen maar groeit stilaan uit tot de verblijfplaats van de Heren. Als rond 1050, de graven van Leuven Brussel ook tot hun Graafschap rekenen, komen ze zich in de " Burg " tussen de armen van de Senne vestigen. Zij willen over een jachtpaviljoen beschikken dat dichtbij het woud gelegen is. Zij vertoeven in Coudenberg en al snel vervult de domeinvilla van Bosvoorde dezelfde rol als de villa van Tervuren toen ze de Mont-César in Leuven bewoonden. De grove gebruiken van de tijd vereisen echter dat elk gebouw goed verdedigbaar was. En vermits de ligging van de Romeinse villa erg kwetsbaar is en er in de nabije omgeving geen enkel steil promontorium voorkomt, besluiten de Prinsen de villa te verlaten en naar de vallei af te dalen waar de natuur hen een gedroomd verdedigingsmiddel biedt. Praktisch aan de voet van het Jagersveld, stroomt er van links een zijrivier in de Woluwe, die toen belangrijker was dan nu, d.w.z. dat ze uit de vallei komt waarin zich de huidige Hertogendreef bevindt. De twee waterlopen vormen er een vijver met twee armen en met als grens de natuurlijke dijk van de Romeinse weg. Om een feodale motte te vormen, volstaat het de twee armen via een kunstmatige gracht te verbinden en het Kasteel van de Graven is beschermd. Er wordt een opperjachtmeeste in aangesteld en tijdens het jachtseizoen , zal het Hof hier met zijn hele suite en zijn honden verblijven (cfr. Hondenberg en Hondenwetstraat).